Nadat Maria abortus heeft laten plegen wordt ze met de dood bedreigd. Ze duikt onder bij haar zus. Terwijl haar dierbaren aan Maria's geestelijke gezondheid beginnen te twijfelen, komt haar belager dichterbij...
Met een voorwoord van Kluun en een auteursinterview door Eva Hoeke.
Het klepperen van de brievenbus en het neerploffen van de post deden me beseffen dat het al na elven moest zijn. Ik had zeker twee uur naar de regen zitten staren. De asbak lag vol peuken en mijn koffie was inmiddels koud.
Ik hees mezelf overeind en slofte richting de deur, waar ik het vochtige stapeltje enveloppen oppakte. Twee belastingaanslagen, een bankafschrift, een oproep van de tandarts voor halfjaarlijkse controle en een ansichtkaart. Een zwartwitfoto van schattige, roze babyvoetjes. Voetjes die naar lammetjes en Zwitsal roken, voetjes die ik wilde strelen en kussen, voetjes waarom ik rouwde. Wat een cynisch toeval. Mijn baarmoeder zoemde nog na van de pijn.
Het zou geen pijn doen, had de arts gezegd. Misschien een wee, menstruatieachtig gevoel in de onderbuik, meer niet. Ze had ongelijk. Het was inmiddels vijf dagen geleden, en ik liep nog steeds krom van ellende.
Ik raapte de kaart met trillende vingers op en streelde de gekrulde teentjes, het tere hieltje. Ik slikte mijn opkomende tranen weg en draaide de kaart om.
Maria! Je bent een adder. Een slet die haar kind heeft vermoord. Je bent je kinderen niet waard. Je bent het leven niet waard. Al jaren volg ik je. Iemand moet je straffen, hoer!
Ik hou je in de gaten.
Ik las de woorden, drie, vier keer, voordat ze tot me doordrongen. Daarna gooide ik het van me af. Welke idioot schrijft zoiets? dacht ik en tegelijk wist ik wie dit had gedaan. Er was maar één persoon kwaad genoeg op mij om me een adder en een slet te noemen, alleen hij wist van mijn abortus: Geert. Het was zijn kind, dat ik had laten weghalen. Ik trok de deur open, in de verwachting dat hij erachter zou staan, boosaardig grijnzend, maar er was niemand, behalve een miauwende kat.
De klootzak. Hij had de greep op zichzelf blijkbaar volledig verloren.
Natrillend van woede gooide ik water in het koffiezetapparaat en schepte koffie in de filter, waarbij ik op het aanrecht knoeide. Ik stak een sigaret op en staarde naar het armetierige straaltje bruin vocht, dat langzaam in de pot druppelde. Hier zat ik echt op te wachten. Na alle toestanden, het gevecht om mezelf van hem los te weken, ging hij me stalken. Ik keek naar buiten, naar de ramen van mijn achterburen, die ik niet kende en die hun gordijnen altijd gesloten hielden. Hij moest het wel zijn.
Saskia Noort (1967) is schrijfster en columniste. Van haar boeken werden 3,5 miljoen exemplaren verkocht. Haar werk werd in vijftien talen vertaald en werd bewerkt voor televisie, film en theater. Van haar achtste thriller Bonuskind werden ruim 200.000 exemplaren verkocht en het was tevens het bestverkochte spannende boek van 2020. Dit jaar viert Saskia Noort 20 jaar schrijverschap.
Volg onze sociale media voor het laatste nieuws: